In de novelle De zeer schone uren van Juffrouw Symforosa (1918) staat de mislukte liefde centraal. Juffrouw Symforosa, een begijn, woont op het schilderachtige begijnhof van Lier en wordt verliefd op de tuinier, Martienus. Als zij verneemt dat deze tuinier een `godgewijd‘ leven en wel als pater wil gaan leiden, is zij diep teleurgesteld. Later in het verhaal onderneemt zij een bedevaart naar het klooster waar Martienus is. Daar ziet zij hoe gelukkig hij is.